Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. vangst:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vangst from Dutch to English

vangst:

vangst [de ~ (v)] noun

  1. de vangst (buit)
    the loot; the catch; the booty
  2. de vangst (onderschepping)
    the interception; the catch

Translation Matrix for vangst:

NounRelated TranslationsOther Translations
booty buit; vangst
catch buit; onderschepping; vangst deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting
interception onderschepping; vangst
loot buit; vangst poet
VerbRelated TranslationsOther Translations
catch aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen; wegkapen
loot leegplunderen; leegroven; leegstelen; plunderen; roven; uitplunderen

Related Words for "vangst":

  • vangsten

Wiktionary Translations for vangst:

vangst
noun
  1. that which is captured or caught (jump)
  2. a find, in particular a boyfriend/girlfriend (jump)

Cross Translation:
FromToVia
vangst catch Fang — erbeutetes Gut, besonders auf die Tierjagd bezogen
vangst prey; capture; quarry proie — Traductions à trier suivant le sens