Noun | Related Translations | Other Translations |
arrangement
|
arrangement; indeling; instrumentatie; opstelling; ordening; orkestratie; rangschikking; regeling; schikking
|
assemblage; assembleren; indeling; montage; ordenen; plaatsing; samenstelling; samenvoeging; schikken
|
classification
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
categorie; classificatie; karakterisering; klasse; klassement; klassenindeling; klassenverdeling; klassering; rangschikken; rangschikking; typering
|
disposition
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
aard; confessie; geaardheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gezindheid; gezindte; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; overtuiging; temperament; vaststaande mening; vurigheid
|
marshalling
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
|
position
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
ambt; baan; betrekking; bewering; dienstbetrekking; functie; gesteldheid; gezichtshoek; gezichtspunt; houding; invalshoek; job; klasse; ligging; maatschappelijke klasse; oogpunt; orde; perspectief; positie; rang; slag; staat; stand; stand van het lichaam; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; toestand; zienswijs
|
ranging
|
arrangement; indeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking
|
|
settlement
|
arrangement; regeling
|
afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; beslechting; betalen; bijlegging; compromis; definiëring; dokken; genoegdoening; inklinking; inklinking van bout; klink; kolonie; kolonisatie; nederzetting; omschrijving; overeenkomst; regeling; schikking; vereffening; vergelijk; verrekening; vestiging; voldoen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
position
|
|
plaatsen; positioneren; zetten
|