Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. benieuwen:


Dutch

Detailed Translations for benieuwen from Dutch to Spanish

benieuwen:

benieuwen verb (benieuw, benieuwt, benieuwde, benieuwden, benieuwd)

  1. benieuwen

Conjugations for benieuwen:

o.t.t.
  1. benieuw
  2. benieuwt
  3. benieuwt
  4. benieuwen
  5. benieuwen
  6. benieuwen
o.v.t.
  1. benieuwde
  2. benieuwde
  3. benieuwde
  4. benieuwden
  5. benieuwden
  6. benieuwden
v.t.t.
  1. ben benieuwd
  2. bent benieuwd
  3. is benieuwd
  4. zijn benieuwd
  5. zijn benieuwd
  6. zijn benieuwd
v.v.t.
  1. was benieuwd
  2. was benieuwd
  3. was benieuwd
  4. waren benieuwd
  5. waren benieuwd
  6. waren benieuwd
o.t.t.t.
  1. zal benieuwen
  2. zult benieuwen
  3. zal benieuwen
  4. zullen benieuwen
  5. zullen benieuwen
  6. zullen benieuwen
o.v.t.t.
  1. zou benieuwen
  2. zou benieuwen
  3. zou benieuwen
  4. zouden benieuwen
  5. zouden benieuwen
  6. zouden benieuwen
diversen
  1. benieuw!
  2. benieuwt!
  3. benieuwd
  4. benieuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for benieuwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
preguntarse ondervraging
VerbRelated TranslationsOther Translations
intrigar benieuwen boeien; fascineren; intrigeren; konkelen; kuipen; obsederen
preguntarse benieuwen afvragen; verwonderen; vraag stellen; vragen; zich afvragen; zich verwonderen