Dutch
Detailed Translations for bij elkaar houden from Dutch to Spanish
bij elkaar houden:
bij elkaar houden verb (houd bij elkaar, houdt bij elkaar, hield bij elkaar, hielden bij elkaar, bij elkaar gehouden)
-
bij elkaar houden (vergelijken; compareren; tegenover elkaar stellen)
-
bij elkaar houden (bijeenhouden)
Conjugations for bij elkaar houden:
o.t.t.
- houd bij elkaar
- houdt bij elkaar
- houdt bij elkaar
- houden bij elkaar
- houden bij elkaar
- houden bij elkaar
o.v.t.
- hield bij elkaar
- hield bij elkaar
- hield bij elkaar
- hielden bij elkaar
- hielden bij elkaar
- hielden bij elkaar
v.t.t.
- heb bij elkaar gehouden
- hebt bij elkaar gehouden
- heeft bij elkaar gehouden
- hebben bij elkaar gehouden
- hebben bij elkaar gehouden
- hebben bij elkaar gehouden
v.v.t.
- had bij elkaar gehouden
- had bij elkaar gehouden
- had bij elkaar gehouden
- hadden bij elkaar gehouden
- hadden bij elkaar gehouden
- hadden bij elkaar gehouden
o.t.t.t.
- zal bij elkaar houden
- zult bij elkaar houden
- zal bij elkaar houden
- zullen bij elkaar houden
- zullen bij elkaar houden
- zullen bij elkaar houden
o.v.t.t.
- zou bij elkaar houden
- zou bij elkaar houden
- zou bij elkaar houden
- zouden bij elkaar houden
- zouden bij elkaar houden
- zouden bij elkaar houden
diversen
- houd bij elkaar!
- houdt bij elkaar!
- bij elkaar gehouden
- bij elkaar houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bij elkaar houden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
unir | koppelen; koppeling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
comparar | bij elkaar houden; compareren; tegenover elkaar stellen; vergelijken | met elkaar vergelijken |
mantener reunido | bij elkaar houden; bijeenhouden | |
unir | bij elkaar houden; bijeenhouden | bijeen voegen; bundelen; combineren; doorverbinden; koppelen; onderling verbinden; panorama maken; paren; samenvoegen; van verband voorzien; verbinden |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
comparar | vergelijken |