Dutch

Detailed Translations for opmaken uit from Dutch to Spanish

opmaken uit:


Translation Matrix for opmaken uit:

NounRelated TranslationsOther Translations
cortar afhakken; afhouwen; afknippen; afsnijden; kappen; omhakken; vellen
desconectar loskoppelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
concertar concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afsluiten; dichtdoen; harmoniseren; kloppen met; op een lijn brengen; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; sluiten; stroken; stroken met; toedoen; toemaken; tot een goed samengaand geheel maken
concluir concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afleiden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; deduceren; dichtdoen; dichtknopen; een einde maken aan; eindigen; naar einde toewerken; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; van palen voorzien
cortar concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afknotten; afsluiten; afsnijden; bijknippen; coifferen; couperen; creneleren; dichtdoen; doen ophouden; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; een beetje knippen; fijnhakken; grootspreken; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; insnijden; kappen; kleinhakken; kleinmaken; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; lossnijden; omhouwen; onderbreken; opensnijden; opscheppen; opsnijden; scheiden; snijden; snoeven; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; uitknippen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
deducir concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afhouden; afleiden; aftrekken; concluderen; deduceren; iets afleiden uit; in mindering brengen; inhouden; verrekenen
desconectar concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afbakenen; afkoppelen; afpalen; afsluiten; afzetten; amputeren; begrenzen; debrayeren; dichtdoen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omlijnen; ontkoppelen; stilzetten; stoppen; tornen; tot stilstand brengen; uitdoen; uithalen; uitmaken; uitschakelen; uittrekken; uitzetten; verbinding verbreken; verneuken
inducir de concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit
sacar conclusiones de concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit
sacar en conclusión concluderen; een gevolgtrekking maken; opmaken uit afleiden; deduceren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
cortar knippen

Related Translations for opmaken uit