Summary
Dutch to French: more detail...
- liefhebbend:
- liefhebben:
-
Wiktionary:
- liefhebbend → aimant, amoureux
- liefhebbend → tendrement
- liefhebben → aimer
- liefhebben → aimer
Dutch
Detailed Translations for liefhebbend from Dutch to French
liefhebbend:
-
liefhebbend
affectueux; tendre; affectueuse; tendrement-
affectueux adj
-
tendre adj
-
affectueuse adj
-
tendrement adj
-
Translation Matrix for liefhebbend:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tendre | aangeven; aanreiken; geven; oprekken; opspannen; reiken; rekken; spannen; strak maken | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
affectueuse | liefhebbend | |
affectueux | liefhebbend | aanhankelijk; bemind; bevallig; dierbaar; geliefd; hartelijk; lief; minnelijk; toegenegen; vriendelijk |
tendre | liefhebbend | breekbaar; broos; clement; delicaat; diep; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; genadig; gevoelig; gevoelvol; goedhartig; iel; innig; intens; kwetsbaar; lichtgebouwd; liefderijk; liefdevol; mak; mild; rank; sentimenteel; slank; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; teerhartig; tenger; vergevingsgezind; verzoenend; weekhartig; welwillend; zacht; zacht aanvoelend; zachtaardig; zwak |
tendrement | liefhebbend | breekbaar; broos; delicaat; diep; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; innig; intens; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak |
Wiktionary Translations for liefhebbend:
liefhebbend form of liefhebben:
-
liefhebben (houden van; beminnen)
aimer; adorer; chérir; affectionner-
aimer verb (aime, aimes, aimons, aimez, aiment, aimais, aimait, aimions, aimiez, aimaient, aimai, aimas, aima, aimâmes, aimâtes, aimèrent, aimerai, aimeras, aimera, aimerons, aimerez, aimeront)
-
adorer verb (adore, adores, adorons, adorez, adorent, adorais, adorait, adorions, adoriez, adoraient, adorai, adoras, adora, adorâmes, adorâtes, adorèrent, adorerai, adoreras, adorera, adorerons, adorerez, adoreront)
-
chérir verb (chéris, chérit, chérissons, chérissez, chérissent, chérissais, chérissait, chérissions, chérissiez, chérissaient, chérîmes, chérîtes, chérirent, chérirai, chériras, chérira, chérirons, chérirez, chériront)
-
affectionner verb (affectionne, affectionnes, affectionnons, affectionnez, affectionnent, affectionnais, affectionnait, affectionnions, affectionniez, affectionnaient, affectionnai, affectionnas, affectionna, affectionnâmes, affectionnâtes, affectionnèrent, affectionnerai, affectionneras, affectionnera, affectionnerons, affectionnerez, affectionneront)
-
Conjugations for liefhebben:
o.t.t.
- heb lief
- hebt lief
- hebt lief
- hebben lief
- hebben lief
- hebben lief
o.v.t.
- had lief
- had lief
- had lief
- hadden lief
- hadden lief
- hadden lief
v.t.t.
- heb lief gehad
- hebt lief gehad
- heeft lief gehad
- hebben lief gehad
- hebben lief gehad
- hebben lief gehad
v.v.t.
- had lief gehad
- had lief gehad
- had lief gehad
- hadden lief gehad
- hadden lief gehad
- hadden lief gehad
o.t.t.t.
- zal liefhebben
- zult liefhebben
- zal liefhebben
- zullen liefhebben
- zullen liefhebben
- zullen liefhebben
o.v.t.t.
- zou liefhebben
- zou liefhebben
- zou liefhebben
- zouden liefhebben
- zouden liefhebben
- zouden liefhebben
en verder
- ben liefgehad
- bent liefgehad
- is liefgehad
- zijn liefgehad
- zijn liefgehad
- zijn liefgehad
diversen
- heb lief!
- hebt lief!
- lief gehad
- liefhebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for liefhebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
adorer | beminnen; houden van; liefhebben | aanbidden; adoreren; bidden tot; dwepen; met een roze bril bezien; romantiseren; verafgoden; vergoddelijken; verheerlijken |
affectionner | beminnen; houden van; liefhebben | |
aimer | beminnen; houden van; liefhebben | beminnen; houden van; lekker vinden; lusten; minnen; wensen; willen |
chérir | beminnen; houden van; liefhebben | beminnen; minnen |
Wiktionary Translations for liefhebben:
liefhebben
Cross Translation:
verb
liefhebben
-
liefde voelen tot iemand of iets
- liefhebben → aimer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• liefhebben | → aimer | ↔ love — have a strong affection for |