Dutch
Detailed Synonyms for herleiden in Dutch
herleiden:
-
herleiden
Conjugations for herleiden:
o.t.t.
- herleid
- herleidt
- herleidt
- herleiden
- herleiden
- herleiden
o.v.t.
- herleidde
- herleidde
- herleidde
- herleidden
- herleidden
- herleidden
v.t.t.
- heb herleid
- hebt herleid
- heeft herleid
- hebben herleid
- hebben herleid
- hebben herleid
v.v.t.
- had herleid
- had herleid
- had herleid
- hadden herleid
- hadden herleid
- hadden herleid
o.t.t.t.
- zal herleiden
- zult herleiden
- zal herleiden
- zullen herleiden
- zullen herleiden
- zullen herleiden
o.v.t.t.
- zou herleiden
- zou herleiden
- zou herleiden
- zouden herleiden
- zouden herleiden
- zouden herleiden
en verder
- is herleid
- zijn herleid
diversen
- herleid!
- herleidt!
- herleid
- herleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze