Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. classificeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for clasificeren from Dutch to English

classificeren:

classificeren verb (clasificeer, clasificeert, clasificeerde, clasificeerden, geclassificeerd)

  1. classificeren (rangschikken)
    to classify; to rank; to order; to group; to class
    • classify verb (classifies, classified, classifying)
    • rank verb (ranks, ranked, ranking)
    • order verb (orders, ordered, ordering)
    • group verb (groups, grouped, grouping)
    • class verb (classs, classed, classing)

Conjugations for classificeren:

o.t.t.
  1. clasificeer
  2. clasificeert
  3. clasificeert
  4. clasificeren
  5. clasificeren
  6. clasificeren
o.v.t.
  1. clasificeerde
  2. clasificeerde
  3. clasificeerde
  4. clasificeerden
  5. clasificeerden
  6. clasificeerden
v.t.t.
  1. heb geclassificeerd
  2. hebt geclassificeerd
  3. heeft geclassificeerd
  4. hebben geclassificeerd
  5. hebben geclassificeerd
  6. hebben geclassificeerd
v.v.t.
  1. had geclassificeerd
  2. had geclassificeerd
  3. had geclassificeerd
  4. hadden geclassificeerd
  5. hadden geclassificeerd
  6. hadden geclassificeerd
o.t.t.t.
  1. zal classificeren
  2. zult classificeren
  3. zal classificeren
  4. zullen classificeren
  5. zullen classificeren
  6. zullen classificeren
o.v.t.t.
  1. zou classificeren
  2. zou classificeren
  3. zou classificeren
  4. zouden classificeren
  5. zouden classificeren
  6. zouden classificeren
en verder
  1. ben geclassificeerd
  2. bent geclassificeerd
  3. is geclassificeerd
  4. zijn geclassificeerd
  5. zijn geclassificeerd
  6. zijn geclassificeerd
diversen
  1. clasificeer!
  2. clasificeert!
  3. geclassificeerd
  4. classifiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for classificeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
class aard; categorie; classificatie; college; collegium; genre; jaar; klas; klasse; les; lesuur; maatschappelijke klasse; objectklasse; onderverdeling; orde; rang; schooljaar; schoolklas; slag; sociale groep; soort; stand; type
group aantal personen bijeen; categorie; classificatie; distributiegroep; distributielijst; drom; gezelschap; groep; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; partij; ploeg; samenkomst; team; toeloop; troep
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
rank aanzien; achting; gelid; hiërarchie; niveau; rang; rangorde; rij; rij manschappen; volgorde
VerbRelated TranslationsOther Translations
class classificeren; rangschikken rubriceren
classify classificeren; rangschikken arrangeren; ficheren; groeperen; indelen; indelen bij; klasseren; ordenen; rubriceren; systematiseren
group classificeren; rangschikken arrangeren; groep; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken
order classificeren; rangschikken aanrukken; aanvoeren; afkondigen; bestellen; bevel voeren over; bevelen; catalogiseren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
rank classificeren; rangschikken in het gelid stellen; rangschikken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rank godgeklaagd; hemeltergend; ranzig; schandaleus; ten hemel schreiend; zeer ergerlijk
ModifierRelated TranslationsOther Translations
class frontaal; klassikaal

Wiktionary Translations for classificeren:

classificeren
verb
  1. (overgankelijk) in klassen rangschikken
classificeren
verb
  1. to identify or divide into classes