Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
anunciar:
- aankondigen; annonceren; werven; aantrekken; adverteren; bekend maken; afkondigen; bekendmaken; openbaar maken; aflezen; afroepen; oplezen; propaganda maken; reclame maken; informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten; omroepen; nieuwsberichten omroepen; aandienen; decreteren; uitvaardigen; iets aankondigen; zich aandienen; zich voordoen; in aantocht zijn; aanschrijven; kennis geven; konde doen; aanzeggen; declareren; aangeven; oproepen; sommeren; ontbieden; proclameren
-
Wiktionary:
- anunciar → aandienen, aankondigen, aanmelden, bekendmaken
- anunciar → aankondigen, verkondigen, verkonden, declareren, betekenen, bekendmaken, annonceren, adverteren, aandienen, inschuiven, instoppen, indoen, inleggen, inzetten, binnenleiden, inleiden, invoeren, steken, insteken, afkondigen, openbaar maken, publiceren, ruchtbaar maken
Spanish
Detailed Translations for anunciar from Spanish to Dutch
anunciar:
-
anunciar (hacer publicidad; poner un anuncio)
-
anunciar (hacer publicidad; poner un anuncio; hacer propaganda)
-
anunciar (publicar; notificar; hacer público; levantar la prohibición de)
bekend maken; afkondigen; bekendmaken; openbaar maken; aflezen; afroepen; oplezen-
bekend maken verb
-
openbaar maken verb (maak openbaar, maakt openbaar, maakte openbaar, maakten openbaar, openbaar gemaakt)
-
-
anunciar (hacer propaganda; hacer publicidad; poner un anuncio)
-
anunciar (hacer saber; decir; avisar; informar; advertir; poner en conocimiento; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre)
informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten-
op de hoogte brengen verb
-
van iets in kennis stellen verb (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
-
anunciar (emitir noticias)
-
anunciar (presentar; avisar; comunicar; mencionar; informar de)
-
anunciar (notificar)
-
anunciar (mencionar; comunicar; informar de; presentar)
-
anunciar (presentar; mencionar)
zich aandienen; zich voordoen; in aantocht zijn-
zich aandienen verb
-
zich voordoen verb
-
in aantocht zijn verb
-
-
anunciar (convocar; hacer saber; llamar; avisar; comunicar; dar a conocer; intimar; convocar a; citar a juicio)
-
anunciar (declarar; avisar; abandonar; imponer)
-
anunciar (hacer venir; evocar; llamar; convocar; notificar; citar a juicio; avisar; pedir; citar; requerir; reclutar; convocar a)
-
anunciar (proclamar; difundir; divulgar; promulgar; avisar; emitir; comunicar; revelar; declarar; publicar; informar de)
Conjugations for anunciar:
presente
- anunco
- anuncas
- anunca
- anuncamos
- anuncáis
- anuncan
imperfecto
- anuncaba
- anuncabas
- anuncaba
- anuncábamos
- anuncabais
- anuncaban
indefinido
- anuncé
- anuncaste
- anuncó
- anuncamos
- anuncasteis
- anuncaron
fut. de ind.
- anuncaré
- anuncarás
- anuncará
- anuncaremos
- anuncaréis
- anuncarán
condic.
- anuncaría
- anuncarías
- anuncaría
- anuncaríamos
- anuncaríais
- anuncarían
pres. de subj.
- que anunce
- que anunces
- que anunce
- que anuncemos
- que anuncéis
- que anuncen
imp. de subj.
- que anuncara
- que anuncaras
- que anuncara
- que anuncáramos
- que anuncarais
- que anuncaran
miscelánea
- ¡anunca!
- ¡anuncad!
- ¡no anunces!
- ¡no anuncéis!
- anuncado
- anuncando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for anunciar:
Synonyms for "anunciar":
Wiktionary Translations for anunciar:
anunciar
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) de komst melden van
-
bekendmaken
-
zich opgeven
-
openbaar maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• anunciar | → aankondigen; verkondigen; verkonden; declareren | ↔ announce — to give public notice, or first notice of |
• anunciar | → aankondigen | ↔ harbinger — to announce |
• anunciar | → betekenen | ↔ spell — to indicate that some future event will occur |
• anunciar | → aankondigen | ↔ ankündigen — darüber informieren, was sein wird |
• anunciar | → verkondigen; bekendmaken | ↔ verkünden — (transitiv) öffentlich sagen |
• anunciar | → annonceren; adverteren; aankondigen; aandienen | ↔ annoncer — Faire connaître. |
• anunciar | → inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
• anunciar | → afkondigen; openbaar maken; publiceren; ruchtbaar maken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen | ↔ publier — rendre public et notoire. |