Dutch
Detailed Translations for uitnemend from Dutch to Swedish
uitnemend:
-
uitnemend (grandioos; uitstekend; groots; geweldig; fantastisch; schitterend; voortreffelijk; magnifiek)
väldigt; stor; storslagen; storslaget; storartat; stort-
väldigt adj
-
stor adj
-
storslagen adj
-
storslaget adj
-
storartat adj
-
stort adj
-
-
uitnemend (voortreffelijk; subliem; superbe; uitstekend; puik; briljant; excellent; uitmuntend; uitgelezen; uitgezocht)
Translation Matrix for uitnemend:
Related Words for "uitnemend":
uitnemend form of uitnemen:
-
uitnemen
Conjugations for uitnemen:
o.t.t.
- neem uit
- neemt uit
- neemt uit
- nemen uit
- nemen uit
- nemen uit
o.v.t.
- nam uit
- nam uit
- nam uit
- namen uit
- namen uit
- namen uit
v.t.t.
- heb uitgenomen
- hebt uitgenomen
- heeft uitgenomen
- hebben uitgenomen
- hebben uitgenomen
- hebben uitgenomen
v.v.t.
- had uitgenomen
- had uitgenomen
- had uitgenomen
- hadden uitgenomen
- hadden uitgenomen
- hadden uitgenomen
o.t.t.t.
- zal uitnemen
- zult uitnemen
- zal uitnemen
- zullen uitnemen
- zullen uitnemen
- zullen uitnemen
o.v.t.t.
- zou uitnemen
- zou uitnemen
- zou uitnemen
- zouden uitnemen
- zouden uitnemen
- zouden uitnemen
en verder
- ben uitgenomen
- bent uitgenomen
- is uitgenomen
- zijn uitgenomen
- zijn uitgenomen
- zijn uitgenomen
diversen
- neem uit!
- neemt uit!
- uitgenomen
- uitnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitnemen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
flytta | uitnemen | |
ta ur | uitnemen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dra ut | uitnemen | inspringing verkleinen |
flytta | bewegen; disloqueren; iets verplaatsen; omruilen; omwisselen; overplaatsen; roeren; ruilen; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verhuizen; verkassen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verwisselen; verzetten; voor zich uitschuiven; wisselen; zich verplaatsen | |
lyfta ut | uitnemen | |
ta ur | eruit nemen; nemen uit; uitlichten | |
ta ut | uitnemen | kiezen; naar buiten halen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uithalen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften |
tömma | uitnemen | afscheiden; afvoeren; ledigen; leeggieten; leeghalen; leegmaken; leegpompen; leegstorten; legen; lozen; plunderen; uitgieten; uithalen; uitknijpen; uitpersen; uitplunderen; uitpompen; uitscheiden; uitschudden; uitstoten; uitwerpen; uitzuigen |