Dutch
Detailed Translations for aanzoek from Dutch to Swedish
aanzoek:
-
het aanzoek (huwelijksaanzoek)
Translation Matrix for aanzoek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
erbjudande om giftermål | aanzoek; huwelijksaanzoek | |
frieri | aanzoek; huwelijksaanzoek | liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; relatie; verhouding; verkering |
Wiktionary Translations for aanzoek:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanzoek | → bud; erbjudande | ↔ offer — proposal |
aanzoeken:
-
aanzoeken (vragen; verzoeken; aanvragen; uitnodigen)
Conjugations for aanzoeken:
o.t.t.
- zoek aan
- zoekt aan
- zoekt aan
- zoeken aan
- zoeken aan
- zoeken aan
o.v.t.
- zocht aan
- zocht aan
- zocht aan
- zochten aan
- zochten aan
- zochten aan
v.t.t.
- heb aangezocht
- hebt aangezocht
- heeft aangezocht
- hebben aangezocht
- hebben aangezocht
- hebben aangezocht
v.v.t.
- had aangezocht
- had aangezocht
- had aangezocht
- hadden aangezocht
- hadden aangezocht
- hadden aangezocht
o.t.t.t.
- zal aanzoeken
- zult aanzoeken
- zal aanzoeken
- zullen aanzoeken
- zullen aanzoeken
- zullen aanzoeken
o.v.t.t.
- zou aanzoeken
- zou aanzoeken
- zou aanzoeken
- zouden aanzoeken
- zouden aanzoeken
- zouden aanzoeken
diversen
- zoek aan!
- zoekt aan!
- aangezocht
- aanzoekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanzoeken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
anhålla om | aanvragen; aanzoeken; uitnodigen; verzoeken; vragen | aanvragen; rekwestreren; verzoeken; vragen |